BLOGBERICHTEN
2024

DigiDokter Legt Uit: Programmeertalen (Deel 1 Hoog of laag?)

Alle software die we gebruiken moet natuurlijk door iemand geschreven worden.
Om dit makkelijker te maken voor ons, hebben we hiervoor verschillende programmeertalen ontwikkeld.
Ondanks dat deze talen soms heel erg van elkaar verschillen, hebben ze uiteindelijk hetzelfde doel: de computer laten doen wat wij willen.
Dames, heren en alles daartussen of voorbij: ik ben Aroop Roelofs en in deze serie gaan we uitzoeken wat de verschillen zijn tussen programmeertalen!

Hoog, Midden of Laag?

In het programmeren, hebben wij onderscheid gemaakt tussen drie “niveaus” van talen: “Hoog”, “Midden” en “Laag”.
Dit refereert aan hoe direct jij de fysieke componenten van jouw computer aanspreekt.
Hoe “hoger” de laag van de taal wordt, hoe meer de taal voor je zal doen, dit noemen we “abstractie”.
Abstracties hebben hun voordelen en nadelen. Ze maken het vaak makkelijker om repetitief werk makkelijk en snel in te bouwen, maar dit gaat vaak ten koste van controle.

Een “Laagniveau” werkt heel dicht op de fysieke componenten.
Vaak hebben deze ook directe controle over hoe het programma jouw hardware aanspreekt.
Dit maakt het vaak vrij lastig om te gebruiken, want jij moet precies weten hoe jouw computer zal reageren op jouw code.
Voorbeelden hiervan zijn “Machine Taal”, deze wordt geschreven in binair, eentjes en nulletjes; en “Assembly”, welke iets leesbaarder is door abstracties, bijv. “MOVE” i.p.v “10001000”.
Deze talen worden, achter de schermen, overal gebruikt omdat ze de talen zijn waarmee wij onze computers aanspreken, maar meestal gebruiken we ze niet direct.

Op het “Middenniveau” gaan we een stapje weg van de hardware.
Code hier zal al een stuk meer lijken op regulier Engels, ook zal het een hoop voor je doen op de achtergrond.
Echter zijn veel “Middenniveau” talen nog wel vrij lastig om te leren, omdat je nog steeds een hoop zelf moet doen, en dus een hoop fout kan gaan.
Voorbeelden van talen op deze laag zijn de befaamde “C” en “C++”.
We vinden deze talen vooral terug in software waar we topprestaties willen hebben, denk hierbij aan bijvoorbeeld games of besturingssystemen.

Een “Hoogniveau” taal is vaak makkelijker te leren en doet op de achtergrond veel voor jou om het risico op fouten te verkleinen.
De programmeertaal zelf heeft vaak een hoop weg van Engels.
Een ander voordeel is dat veel “Hoogniveau” talen vaak zonder extra aanpassingen werken op meerdere computer soorten (bijv. een smartphone of desktop) en besturingssystemen (zoals Windows of MacOS).
Dat is wel zo makkelijk, vooral omdat je dan minder “extra” dingen hoeft te leren en dus meer kan focussen op wat je daadwerkelijk wilt doen.
Een groot nadeel is dat deze talen vaak minder efficiënt zijn, en dus langzamer, dan talen op een lager niveau.
Voorbeelden hiervan zijn “Python” en “PHP”, welke gebruikt worden voor doeleinden zoals websites en chatbots.

Nawoord

We weten nu meer over de drie lagen van een programmeertaal, maar we zijn er nog lang niet!
In de volgende delen leg ik jullie uit wat de verschillen zijn tussen “gecompileerde” en “geïnterpreteerde” talen en geef ik jullie een kijkje in een paar veel gebruikte “paradigma’s” zijn bij het programmeren.
Nieuwsgierig geworden? Houd dan vooral de website van het Meegazine in de gaten, of schrijf je in voor de Meegazine Nieuwsbrief; Dan zit je altijd op de voorste rij!

OVERIGE
ARTIKELEN

MEEGAZINE
ARCHIEF

Benieuwd naar de artikelen die de redactieleden van het Meegazine eerder hebben geschreven? Ons archief puilt uit van interessante artikelen die ook zeker het lezen waard zijn.